zondag 10 januari 2010

KONINKLIJKE EXTREMISTEN



Zomaar een weekend in een januarimaand

Zingende medemensen, voelt jullie temperatuur aangenaam aan? Komen jullie dit weekeinde met ‘extreem winterweer’ (citaat van zich indekkende NS en Koninklijke Weerprofeten) nog door? Als ik virtuele mantelzorg kan bieden … ?

Zojuist veilig teruggekeerd van een expeditie naar de buurtsuper voor noodvoorraden, met speciale spijkers onder de schoenen door de Spijkerstraat naar de Spijkerlaan. Van hamsteren was nog niets te merken, vermoedelijk is de extreme ernst van de situatie nog niet doorgedrongen tot mijn buurtgenoten. Sinds het vertrek van de dames van plezier is dit geen warme buurt meer, er is een frisse wind gaan waaien in het Spijkerkwartier, maar hier hebben weinigen zorgen voor de dag van morgen.

De krant van gisteren meldde dat het einde van de zoutbodem in zicht was en dat het ontdooiende strooien van de besneeuwde wegen weldra zou stoppen. Heel apocalyptisch allemaal. ‘Waar is nog een weg die wij kunnen gaan’, zong Mieke Telkamp. De minister van verkeer, in alle staten en die altijd goedgemutste Plasterk van cultuur en columns besloten tot het massaal inzetten van bassen (de vocale vloerverwarmers, hun functie voor de samenleving wordt voelbaar). Ik heb hier mijn oproep nog liggen. Of wij willen helpen met ontdooien. Lage tonen schijnen een hoog CO2-gehalte te hebben. Misschien ligt die hele opwarming van de aarde wel aan ons, met ons geheel eigen milieu.

Iedereen is verzocht om het zout op zijn huid af te staan (16 miljoen kleine beetjes helpen), leveranciers van zoute haring en pekelvlees is gevraagd hun verantwoordelijkheid te nemen. Op cabaretiers is een dringend beroep gedaan nog louter zouteloze grappen te verkopen, wat voor de meesten niet zo moeilijk is.
Zout strooien in andermans wonden – toch een grondrecht waar Nederlanders graag gebruik van maken – wordt ontmoedigd. Voor wie het niet kan laten zout te strooien op slakken: niet op alle!

koninklijke zoutkelders

Maar ziet, de krant van gisteren bleek weer eens wat hij altijd was: geschiedenis.
Er is weer zout, en nog wel koninklijk, die nobele AKZO komt onverwacht het volk weer tegemoet. Hoe zij daar ineens aan komen? De kelders van Het Loo en het Noordeinde, bekend van zijn geheimen? Omdat de vorst in de grond zit?
In de Gelderlander (lees ik alleen – met enige regelmaat - bij extreem winterweer) van vandaag zie ik dat Arnhem na dit weekeind niet meer op AKZO-strooizout hoeft te rekenen. Na het vertrek van de directie naar Amsterdam blijkt dat de AKZO geen koninklijke boodschap meer heeft aan Arnhemse proleten. Uit het oog uit het hart? Of gewoon harteloos? Stelletje zoutzakken (dit moet me even van het hart, ik heb er wel een)! Is dat niet zuur? Stemt dat niet bitter?

Gelukkig is er altijd nog de taal. Wat valt daar een hoeveelheid zout uit te halen. Vrienden melden me het nog nooit zo zout te hebben gegeten, vinden dat ik het zout in de pap wel heb verdiend (bij dit soort schouderklopjes smelt ik helemaal) en maken gewag van het zout der aarde. Een nuchtere noorderling onder hen beveelt me aan dit alles op te zouten.
Mag ongezouten kritiek nog wel?

Voor (of achter) mijn raam dwarrelen dartele sneeuwvlokjes vriendelijk naar benee. Stuiven is hen vreemd. In dit klimaat past slechts een instuif.