dinsdag 16 juni 2009

Buitenkunstjes



Er is niets op tegen als iemand eens wat neuriet op de fiets, of op een stille winterdag een deuntje fluit. Ik heb altijd – al van jongs af aan - gevonden dat dit moet kunnen en ook al stem ik op D66, die typisch meanderende stroming binnen ons politieke landschap, daarin is mijn standpunt altijd zeer standvastig, zo niet rechtlijnig geweest.

Na een weekend met veel joodse gezangen met oriëntaalse trillers en Hebreeuwse gebeden, waarbij het lichaam ook tot deinen nijgt en een meezingende mens onbedwingbaar het heen en weer krijgt, was het gisteravond wel wennen aan de Gregoriaanse Vader (ook al de onze) van Strawinsky. Daarbij zie en voel ik vooral een plechtstatig voortschrijden, met de rechtlijnige en geometrische patronen van Romeinse garnizoenen (is het u wel eens opgevallen dat Rooms-katholieke monniken en Romeinse soldaten hetzelfde sandalige Birkenstockachtige schoeisel dragen?).

Voor het oefenen van deze 20ste eeuwse, nogal cerebrale Pater Noster had onze muzikaal leidsvrouwe, het jonge diriding uit dezelfde kwikzilverige politieke achterban, een galmende akoestiek bedacht. Zo belandde het hele 25-koppige koor op de tegeltjes van het schooltoilet, waarbij de zangers zich posteerden in een mooie pleefiguur.

De zang was nog penetranter dan de plaatselijke ruimtevullende eau de toilette. ‘Eli Eli, lama sabachtani?’ klonk het in mij: Oh Heer, waarom hebt gij mij hier achtergelaten? Zou Strawinsky dit effect hebben beoogd?

Mijn gebed haalde dan misschien niet de Heer in de Hemel, maar drong wel door tot dirivrouwsoren. Of wij maar verder wilden gaan op de speelplaats, waar onze stemmen tot grote hoogten zouden kunnen reiken. Maar bij de inzet reeds van ‘Kijk eens in de poppetjes van mijn ogen’ van Edgar Elgar, of was het ‘Geeft niet lieve pop, spring maar achterop’ van Mendelssohn, deden de merels er als bij afspraak nog hun schepje bovenop. Daar is niet tegenaan te zingen.

Dat vind ik een hele foute vogel, die merel. Het lijkt ook wel of ze ieder jaar zwarter worden (als ik een zwevende kiezer zou zijn zou ik zeker niet op de dierenpartij stemmen, maar wie weet wel op die W).


Het begeleidende boekje bij de CD ‘Merels & meer’ begint aldus: ‘In het begin van het seizoen hoor je mensen vaak zeggen: “de vogels zingen weer”. Ik denk dat ze dan de merels bedoelen die met hun zang zo duidelijk aanwezig zijn.’ En dan komt het: ‘We boffen met de merel. Uitgerekend één van de beste zangers is ons gevolgd van het bos naar de bebouwde omgeving en dan ook nog in groten getale. Bijna elke Europeaan kan vanuit de slaapkamer één of meerdere merels horen zingen.’

Zo jubelt de schrijver, Henk Meeuwsen uit Wageningen, maar door.

Welnu, hier wordt het tijd om mijn stem te verheffen tegen de terreur van deze rotbeesten. Zijn mijn voorouders de natuur ontvlucht naar een beschaafde wereld om te worden gevolgd ‘door uitgerekend één van de beste zangers van het bos naar de bebouwde omgeving?’ En dan je slaapkamerraam openzetten voor die merelterreur?

Nu laat ik me niet zo snel kennen, maar wel horen. Zo verhief ik mijn stem tussen dit merelgepeupel, als ware ik de grote lijster, waarover Meeuwsen (uit Wageningen) opmerkt: ‘De grote lijster zingt minder gevarieerd dan de merel of de zanglijster, maar ook erg mooi. Het zijn met name volle, ronde klanken die hij laat horen, maar ook de hogere tonen ontbreken niet. Aan het eind hoort u het ratelende alarm van de grote lijster alvorens hij weg vliegt.’ Juist, Meeuwsen, hierin herken ik mezelf.

Hoog in de bomen en op de daken vervolgden de merels hun zangterreur. Maar zeggen de Wijzen niet: ‘Zo boven, zo beneden’? Maken wij koorzangers ook niet deel uit van de schepping (of evolutie, of intelligent design of zoiets: kiest u maar)? Zijn wij met onze voeten op aarde niet gelijk de dieren des velds? En weerspiegelen onze stemmen niet het gekwinkeleer van onze gevleugelde medeschepselen? En zingt der Rudy Carrell niet: ‘Wat een geluk dat ik een stukje van de wereld ben, dat ik de wijsjes van de sijsjes en de merels ken.’

Allemaal mooi en aardig, maar die merels …

Hiermee is de toon gezet voor een column over een immer in ieder gemengd koor oververtegenwoordigde categorie zangers. De opmaat voor een vlijmscherpe analyse van de s…….

Tot zover een parabel op een dinsdag in de late lente.


Rob.