maandag 10 november 2008

Het kan vreemd gaan

Zeer onlangs bezocht ik na lange tijd weer eens een cabaretvoorstelling. De betrokken cabaretière was al die tijd ook niet als zodanig actief geweest. Zo delen wij een gat in de tijd. Samen met een gewonde pianiste, een originele vondst en een gewaagde combinatie, liet zij zich langdurig uit over lusten, groei- en krimphormonen, over de levensseizoenen en hoe het daarbij zit met het gehalte aan levenssappen en vooral over het fenomeen vreemdgaan.


Wie gaat vaker vreemd, hij of zij? Of misschien het? Al googelend kom je daarover de meest uiteenlopende cijfers tegen die overigens niets verduidelijken, maar dat zal ook wel niet de bedoeling zijn.
Ik ben niet zo van de cijfers, maar meer van de motieven. Wat beweegt die vreemdgangers? Bewegen zij zich vreemd? Gaan zij erg vreemd of een beetje? Kun je ook gewoon vreemdgaan? Hoe ver kun je überhaupt vreemd gaan. Waar is het nog gewoon en waar begint het vreemd te gaan?

Als je de arme kleine winkeliers, die hun hoofden maar moeilijk boven het wassende water houden, eens een keertje overslaat zoals ik op weg naar de supermarkt, omdat ze daar nog veel meer hebben wat je lust, ga je dan niet duidelijk vreemd?
Ik voel dat wel zo. Ik ga heel vaak vreemd bij Albert Heijn. En ook heel erg vreemd. Hoe voller het karretje waar ik achter slof op mijn tocht langs al die verleidelijke schappen, hoe verder ik me voel vreemdgaan. Een en al lustbevrediging; al die geheel vernieuwde producten in geraffineerde pikante verpakkinkjes, de plakjes nu ook in mooie krulletjes, nog meer vruchtjes in het toetje of het sapje, wat kan ik me daar aan vergrijpen. Ze verlokken me tot nieuwe en ook gewenste intimiteiten. Pak me dan, roepen ze me toe, die snoepjes van de week van lover boy Appie Happie. Wie mij ziet vreemdgaan achter mijn winkelwagentje herkent meteen de notoire recidivist.
De eerste keer dat ik vreemdging was toen ik mijn oude fiets inruilde voor een nieuwe. Wat een ontrouw. Gazelle voor Koga, een exotische uitspatting.

De kuiten van Leonore zijn tweemaal dikker dan de mijne, constateren we samen. Dat is te gek. Daar gaan we aan werken. Ik spoor ook niet helemaal, is onze bevinding. Samen gaan we mijn vreemde gangen na. We gaan er iets aan doen. Samen op pad, maar niet interkerkelijk (wie kent nog dat radioprogramma ‘Met Pit op Pad’, waarbij Pit stond voor protestants interkerkelijk thuisfront?).
Ik ben niet van de kerk, maar Jezus Mina, wat is onze verzuilde samenleving vergeven van vreemdgangers, van bijslapers op een kussen met de duivel ertussen. Dat ‘thuisfront’ vind ik wel mooi. Vreemdgangers kunnen er altijd weer naar terugkeren.

Leonore – we zijn weer terug in de sportschool waar ik mijn capriolen uithaal – zet me op de fiets. Dat wordt weer een spannende koers. Mijn kuiten spannen zich tot het uiterste, wat vanuit het perspectief van die van Leonore een lachertje is: Schwarzenegger versus juffrouw Ooievaar (ik haal met columnistische vrijheid de seksen maar even door elkaar). Maar goed, zij is al heel lang bezig met spieren en ik nog maar kort. Qua spier kom ik nog maar net kijken.
Dan moet ik op een nieuwe cirkelvormige evenwichtsbalk. Plat van boven en aan de onderkant mooi rond. Hier lijkt sprake van een omgekeerde Atlas. Deze kleine bol moet mijn al te zware tors dragen. Het evenwicht is hier niet meer wankel, als bij Albee, maar volstrekt afwezig. Dit is nog een planeet te ver, ziet Leonore en ik mag van haar terug naar de aarde, die gelukkig plat blijkt.


Veel in deze sportzaal is goed bezien heel vreemd. Zonder enige voortgang lopen op een bewegende weg, als dat geen vreemd gaan is. Op de drukpers voor de benen mocht ik vorige keer nog zeventig kilo van me afdrukken, maar Leonore stelt dit ellende barende apparaat nu in op mijn eigen gewicht (bepaald geen zeventig kilo, ik kom er maar meteen vooruit, dan hebben we dat ook maar gehad).
Vrijdag nog meer overgewicht. Ik ga alvast maar vroeg naar bed. Thuis.

Vreemdgaan bestaat bij de gratie van thuiskomst of terugkeer. Een medebas heeft zeer onlangs een pleisterplaats gevonden. Maar is dat niet, per definitie, een tijdelijk verblijf? Gelukkig heeft hij ook een nieuwe behuizing gevonden.
Overigens, ook ongezien, een mooie wond, diri-pianiste-zangeres-scribente. De volledige terugkeer van je expressiviteit is snel aanstaande en wat er nog aan resten van te zien zal zijn zal je zeker niet vreemd zijn.
Nu nog een indrukwekkende kneus-, knars- en smakwond. Een typisch geval van vouwfietsjongleren on de Amsterdamse noord-zuidlijn.
De beschermengeltjes van Tsjaikowski hebben er ook aan moeten geloven. Muzikale chirurgijnen uit het beruchte Spijkerkwartier hebben de cherubijnen danig besneden. Er is wat afgestigmatiseerd dezer dagen.

Nog even terug naar de tuin der lusten, die van het cabaret onlangs. Zelden is de erotiserende kracht van de burka zo overtuigend in beeld gebracht. Alleen al daarom is zijn de nog komende dertig voorstellingen een aanrader, zeker ook voor de nog ontbrekende 24 theaterdirecteuren.

God bless the blessed.

Amen,

Rob.

Geen opmerkingen: