zaterdag 28 april 2012

Welkom bij de columns van Rob Vlasblom

Rob Vlasblom, bekend voormalig galeriehouder te Arnhem, zingt o.a. bij het Arnhemse koor Xing o.l.v. Elke Jansen. Vrijwel iedere week verschijnt na de repetitiedag per e-mail een column van Rob.
Deze columns zijn zozeer de moeite waard (Rob is ooit columnist geweest bij een bekend landelijk dagblad, en schreef veel voor diverse tijdschriften en boeken) dat Elke heeft voorgesteld ze te verzamelen en bereikbaar te maken vanuit de weblog van het koor Xing.

Zo gezegd, zo gedaan: hieronder vindt je keurig op datum de columns van Robs hand.

Rob tijdens een column/performance (we kennen die nog van Johny de Selfkick in de zestiger jaren) omringd door cheerleaders.

Terug naar website van Xing.

donderdag 5 april 2012

EK VOETBAL: CONFECTIEKEURSLIJF IN ORANJE

Herinneringen aan een betere voetbalwereld

Het naderende Europees Kampioenschap Voetbal werpt zijn schaduw al vooruit.
Bij mede-organisator Oekraïne wemelt het van de mazelen en hepatitis A, melden epidemiologen. Wie, zoals ik, voor 1976 geboren is en dus niet ingeënt en nog nooit de mazelen heeft gehad is het devies: vaccinatie. Voor mij een reden om ‘onze jongens’ (van na 1976?) niet op te zoeken in het Oekräiense Charkov, waarheen zij zijn verbannen.



Ik houd het kind in mij graag levend. Dus blijf ik ver weg van zo’n land van kinderziekten, waar ‘we’ met Portugezen, Denen en Duitsers gaan uitvechten wie vervolgens, voor de ‘knock-outfase’, naar Polen moet. Polen, ook zoiets. Eeuwig gemangeld tussen Duitsers en Russen en nu ook geteisterd door Nederlanders met een meldpunt is het zeker beklagenswaardig, maar met alle respect: wat hebben we daar te zoeken behalve klussers voor ons tweede huis of kaskomkommerplukkers?

De lente kleurt in zijn kenmerkende tinten, maar buurtsuper Coöp voegt er al, vooruitlopend op het evenement dat zo dominante oranje aan toe. Voetballiefhebbers of zij die hier voor hun omgeving voor door willen gaan (in juni zullen alle kameleons oranje kleuren) hebben de speelschema’s van het EK al in hun agenda’s gezet of hoofd geprent.
Zo ook de voorzitter van een koor waar ik in zing. Er is een goede reden nog op te treden voor de zomer, met een paar andere koren (oude afspraak), maar ja, het EK voetbal hè. Hij gaat een geschikte datum uitzoeken, met volledige inachtneming van HET SCHEMA; speeltijden en locaties van onze jongens van Oranje kent hij uit het hoofd, zoals grote musicale geesten de partituur van de Mattheus Passion. Alles zal draaien om dat schema. Als onze jongens in Oost-Europa jagen op een goal zal er geen samenzang zijn, behalve op de tribunes waar in koor de engste ziekten worden bezongen en arrangementen vol verwensingen zullen klinken



Wonderlijk toch die overweging: wat weegt zwaarder, het EK voetbal (ver weg van hier) of het korenconcours?
Beide evenementen blijken met elkaar in een concurrentieslag te zijn verwikkeld en zelf ben ik hierdoor ook verschrikkelijk verdeeld. Niettemin slaat mijn innerlijke weegschaal (die schommelt wat af) duidelijk door naar ons gezamenlijk korenconcert.
Ik heb de voors en tegens van beide evenementen eens gewogen en geanalyseerd. Ooit zou ik zo’n voetbaltoernooi ook hebben verkozen boven een korenconcert. Maar dat was vroeger. Vroeger was misschien niet alles beter, maar wel het voetbal! De voetbalwereld was mooier en nog overzichtelijk. Het eerste EK voetbal in 1960 was een toernooi van slechts vier landen. Dat was genoeg Europa.

Let wel, ik ben ervaringsdeskundige (al een levenlang supporter van de Rotterdamse athletiek-, honkbal- en voetbalclub Sparta; nou, dan ben je een volhouder hoor). De nog levendige jeugdliefde voor deze prachtclub deel ik met Jules Deelder; samen waren wij getuige van een legendarische wedstrijd van ons Sparta op een zondag eind jaren vijftig, die hij en ik ons herinneren als de dag van gisteren. Hij schreef er al eens over in de Nieuwe Revue, ik al eerder een opstel voor school. Hoofdrolspelers: 1. de Amerikaanse seksbom en actrice Jayne Mansfield, die de aftrap zou verrichten; 2. de onlangs overleden, dus toch sterfelijke, Zwarte Panter, Frans de Munck, die het doel van DOS uit Utrecht verdedigde, een donkere charmeur met Zeeuwse, dus ook Spaanse, wortels, die ook wel eens in een film heeft gespeeld en zich hoe dan ook in zijn element voelde bij deze erotiserende toevoeging aan een potje voetbal op kasteel Spangen en 3. de stopperspil van Sparta, ‘ijzeren’ Rinus Terlouw, normaal een rots in de west-Rotterdamse branding, maar nu geheel ontregeld.



Met prachtige panterachtige snoekduiken plukte glamourboy Frans de Munck de Spartaanse kanonskogels uit de verste hoeken van zijn goal, om vervolgens als een haan de blik van de volop voluptueus gevormde la Mansfield te zoeken. Een sportman die niets dierlijks vreemd was.
Sparta viel volop aan maar wist de Zwarte Panter, die de wedstrijd van zijn leven kiepte, slechts één keer te passeren.
Rinus Terlouw, de doorgaans zo onpasseerbare Spartaanse stopperspil was die middag echter geen schim van de rots en stond voortdurend voor paal (observaties en toespelingen vanuit het typische voetbalpubliek duidden erop dat we dit geenszins spreekwoordelijk moeten opvatten).
Het was eigenlijk al duidelijk bij de aftrap. DOS-aanvoerder De Munck, door de wol geverfd, groeide van de kus die hij met flair van de lippen van Jayne (wie is ooit op het idee gekomen deze Amerikaanse filmster te vragen voor de aftrap van Sparta – DOS; toch Deelder nog eens naar vragen). Spartacaptain IJzeren Rinus daarentegen was duidelijk in totale verwarring door de ook hem toegebrachte seksbommenkus. Een bom die insloeg. Je zag de rots een totale metamorfose ondergaan.
De afloop was meteen voorspelbaar. Sparta- DOS: 1 – 7. DOS-spits Tony van der Linden – zes doelpunten - had geen kind aan ijzeren Rinus en vazallen.
Met het inlevingsvermogen van een - toen – tienjarige jongen leefde en leed ik mee met Rinus, maar verplaatste me tegelijk in de Zwarte Panter. Voor een middag was ik even Frans de Munck, dat sierlijke roofdier, die de sterren uit de hemel plukte om diepe indruk te maken op een uit de VS overgevlogen film-Venus.

Waarmee ik maar wil zeggen dat ik behalve met film ook iets met voetbal heb. En dat het dus heel wat is dat ik, als het erom gaat, kies voor een korenoptreden en het EK daarvoor, als het schema voor mij geen speelruimte biedt, aan mijn oranje neus voorbij laat gaan. Ja, ik heb wel karakter hoor.
Het punt is: wedstrijden als hierboven beschreven zie je niet meer. Alles wat er aan voetbalmatches nog valt te zien zal voor mij een slap aftreksel zijn van Sparta – DOS indertijd, zoals dat ook voor Deelder zal gelden (en Hugo Borst, ook Spartafan, die zie je niet voor niets nauwelijks nog op tv).

Zojuist las ik de ledencijfers van de KNVB en geregistreerde aantallen koorzangers. Een kunstredacteur van Dagblad De Gelderlander mailde me:
‘Zover ik heb kunnen nagaan, is zingen weliswaar de grootste hobby van Nederland, met 600.000 beoefenaars, maar niet groter dan voetbal – de KNVB heeft 1,25 miljoen leden. Voor zover ik weet heeft het onderzoek naar de grootste hobby van Nederland “sport” niet meegenomen, omdat de onderzoekers onderscheid maken tussen hobby en sport.’

Zegt dat niet genoeg? Met een hobby heeft zo’n EK voetbal natuurlijk niets meer te maken. Zingen daarentegen is nog steeds iets om lief te hebben en zangers zijn ook nog eens sportieve lieden.

En toch, als Nederland op 9 juni om 18.00 uur Charkovse tijd aftrapt tegen Denemarken kunnen onze jongens op me rekenen en zal ik alleen nog van Hen zingen. Als tenslotte op 1 juli in Kiev om 22.30 uur het laatste fluitsignaal klinkt bij de door Nederland van Spanje gewonnen finale zing ik het hoogste lied. De koning van Hispanjen zal ik honen met de schrilste dissonanten die ik kan voortbrengen, maar Koning Voetbal zal weer heersen en voor Hem zal ik mijn stem verheffen. En Frans de Munck, Jayne Mansfield en Rinus Terlouw zullen weer even opstaan uit hun graf. Voetbal zal weer voor even legendarisch zijn. Ik zal hen bezingen, in koor. En het schema houd ik nauwlettend in de gaten.

Rob Vlasblom
April 2012

maandag 23 januari 2012

STEMVERHEFFING EN POTKACHEL

De kerstbomen zijn koud de deur uit, de engeltjes en loftrompetjes weer in hun doos, of mijn koor Xing haalt Jezus al weer van stal.
We gaan weer aan de slag met Brother in me, een geraffineerde en hilarische collage van fragmenten van gospelsongs en liederen uit musicals en films over vooral het personage Jezus van Nazareth. Ingenieus plak- en knipwerk voor vier stemmen van de tekst- en toondichter Wilbert Friederichs.
Het koor had zich al eerder aan deze Brother in ons gewaagd en er zelfs mee opgetreden voor een stampvolle zaal in de Arnhemse Koepelkerk - het Carré voor amateurkoorzangers - maar de puzzelstukken wilden nog niet goed passen en koor en arrangement vielen enigszins uit elkaar.
‘Te hoog gegrepen’, mompelden eeuwige betweters voorspelbaar en een harde kern van azijnpissers stelde zelfs dat het koor zich had ‘vergrepen aan de Lord en Friederichs muzikale hoogstandje’.
Zo belandde Brother in zijn verdomhoekje, om daar kort na kerst bij de nieuwjaarsrepetitie alweer uit te komen, tot mijn grote blijdschap. Ik ben blijven geloven in zijn terugkeer. Het was een Messiaanse avond.



Na 2.000 jaar nog steeds het hoogste woord, door vele monden, met vele stemmen, uit vele kelen, vooral ook van veel zangers. Hoe zou de stem van deze Nazarener zelf hebben geklonken? Wie weet wel als die van Monty Pythons Graham Chapman in Life of Brian of als een van de hoofdrolvertolkers in Jesus Christ Superstar of Weinachtsoratoria.
Zouden wetenschappers dit ooit eens op het spoor komen?
Dat Hij zijn stem kon verheffen weten we van zijn tirades tegen de wisselaars in de tempel. Ik stel me een krachtige tenor voor. Niet als Placido Domingo, maar spichtig en driftig.
Bij Mozes, ook nadrukkelijk aanwezig in Brother en gospelheld van het eerste uur, denk ik daarentegen aan een diepe bas. Zo’n stentorstem die dendert en dondert uit de diepte wanneer hij zijn beklag doet: Let my people go!

Jezus noch Mozes zal zich hebben afgevraagd of hij wel de juiste toon aansloeg. Toorn zette de toon bij hun luidkeelse protesten. Monteverdi (pseudoniem van Arnon Grunberg) was nog niet geboren, ik vraag me zelfs af of er al een notenschrift was en of deze Heren van het Oude en Nieuwe Testament wel eens iets aan solfege hadden gedaan. Zijn de Tien Geboden en de Evangeliën niet meteen op muziek gezet om meteen de toon te zetten? In C mineur en G majeur?
Ik kom daarop door het volgende.
Na die verloren Brother in me weer aan onze borst te hebben gedrukt en toen we de smaak van reprises te pakken hadden, begonnen we vol goede moed ook maar weer eens Lasciate mi morire, dat eerste deel van de vijfstemmige klaagcyclus van Monteverdi.
Eerder deden we dat in een nogal hoge toonzetting, dit keer wilden we het eens proberen met een aanzienlijk lagere. Voorlopig geen concerten, alle tijd om eens lekker te experimenteren en te ontspannen. Die lage setting blijkt veel comfortabeler.

De vraag rees wat mooier is: een hoge of lage klaagzang. En daarmee ook de vraag: wat is belangrijker, lekker zingen of mooi zingen? Mijn antwoord op die laatste vraag is: hoe lekkerder je zingt hoe mooier het klinkt. Dat beweer ik bij hoog en bij laag.
Lijden leidt volgens menigeen tot schoonheid. Geen kunst zonder lijden. Geen verheven meesterwerken zonder afzien op een koude tochtige zolderkamer in een dikke trui en bij de eeuwige potkachel. Hoge kwaliteit vereist een flinke dosis pijniging.

Echt waar? Welnee! Geen diepgang zonder verschrikkelijk diep te zijn gegaan? Mooi niet, zo klinkt mijn lied. En heeft het lijden van Leiden indertijd tot iets moois geleid? Nou dan.
Klagen kan in allerlei toonaarden en zowel eenzaam bij een potkachel als met zijn allen gemengd bij het kampvuur: brandend.

donderdag 13 oktober 2011

Kunnen mannen zingen ?





Een cursus ‘OOK voor mensen die denken niet te kunnen zingen en mannen’.

Aha, weer een zangcursus. Altijd op zoek naar iets leerzaams op zanggebied viel mijn oog op deze opmerkelijke en raadselachtige advertentie. Waarom die toevoeging ‘en mannen’?
Met mijn simpele mannenverstand zie ik maar een zeer beperkt aantal mogelijkheden:

  1. Hij of zij beschouwt mannen niet als mensen.
  2. Er bestaan geen mannen die denken niet te kunnen zingen. Eenvoudiger gesteld: alle mannen denken te kunnen zingen. Dat OOK roept de vraag op wie de adverteerder, behalve ‘mensen die denken niet te kunnen zingen’ en ‘mannen’ nog meer als doelgroep beschouwt. Vrouwen of mensen die denken te kunnen zingen?
  3. Mannen zijn wezens die (nog) niet kunnen zingen, maar dat wel kunnen leren, net zoals mensen.

Ik vermoed zo dat de opsteller van de advertentie een vrouw is, die het hartgrondig eens is met alles wat ik hierboven opper. Nou, dan wil ik wel eens het naadje van haar kous weten.
Beste adverteerder, verklaar u nader. Laten we er een eerlijke, open discusssie van maken.

  1. Zijn mannen geen mensen? Daar is iets voor te zeggen, voorbeelden te over, uit alle tijden. Als een man geen mens is, is een mens dus geen man. Als we zeggen ‘moet je dat mens daar zien’, ‘mens, hou toch op’ of - zoals Pim Fortuyn iemand toebeet - ‘ach mens, ga toch koken’, hebben we het altijd over of tegen vrouwen, nooit mannen. Mens, doe niet zo hysterisch. Wat een geweldig mens, wat een heerlijke vrouw. Heb je gezien hoe dat mens haar man behandelt? In onze moedertaal zijn mensen altijd vrouwen.

Bij de Engelsen ligt dat anders. Met ‘Man’ bedoelen ze zowel de man als (de) mens. Maar Engelsen zijn natuurlijk zonderlingen. Ze rijden aan de verkeerde kant van de weg en kunnen nauwelijks tot tien tellen. Ik neem ze niet serieus, dat doen ze zichzelf ook niet.

Misschien stel ik het te absoluut. De mogelijkheid bestaat dat een deel van de mensen zich inmiddels heeft ontwikkeld tot man en dat er dus wel degelijk menselijke mannen bestaan.
Wij zangers – vrouwmensen en manspersonen – kunnen allemaal het slotkoor van de Negende Symfonie van Beethoven zingen en wat zingen we dan?
Juist: Alle Menschen werden Brüder. Het komt allemaal goed met de ontwikkeling van de mensheid, ook de zingende. Vrij naar Schiller en Pim Fortuyn zing ik: Ach mens, word toch broeder!

Punt 2: Alle mannen denken te kunnen zingen. Nou neu. Als je het alle mannen vraagt zal de overgrote meerderheid zeggen: ik kan niet zingen. Ook als ze beter weten. Ze dekken zich in. Probeer maar eens. Verder hoor ik aan het zingen van mannen vaak dat ze niet kunnen denken. Hoe kunnen ze dan denken dat ze kunnen zingen, vraag ik me af.

Punt 3: Mannen zijn wezens die (nog) niet kunnen zingen, maar dat wel kunnen leren.
Er zijn voorbeelden van mannen die het al kunnen, een enkele man kan het alsnog leren. Van de meerderheid van de mannen is bekend dat ze hardleers zijn (nog erger dan vrouwen). Wie weet is die cursus voor hen wel geknipt. Een stoomcursus en praktisch, zoals de advertentie vermeldt. Absolute voorwaarden voor mannen om iets te leren. Dat moeten ze dan wel willen.
Ach man, ga toch zingen.


dinsdag 2 augustus 2011

PENSION AAN ZEE

Het is zover, na een jaar of zestig, vijfenzestig. We, acht paren (‘pensioneren doe je samen’) beginnen aan de driedaagse cursus ‘Pensioen in Zicht’. Georganiseerd door bureau Odyssee, in een hoogzomers Bergen aan Zee.

Geholpen door kartonnen bordjes slaan we veertien namen op, waarna we in tweetallen – bepaald door het lot – uiteengaan. We ondervragen elkaar over arbeidsverleden, liefhebberijen, plannen en verwachtingen. Bedoeling is om, terug in de groep, een treffend en waarheidsgetrouw beeld te schetsen.
Ik tref Bert - stevig, open en goedlachs - die graag van wal steekt. MTS-bouwkunde. Werkt nog fulltime met plezier bij een woningbouwcorporatie. Stopt binnenkort uit zichzelf (lijkt me niet te stoppen door een ander). Wil graag eigen baas zijn. Samen met Trudie. Zij wil niet langer dan drie weken weg bij de kleinkinderen, hij liever drie maanden. Hun compromis is zes weken.
Ik schets Bert als ‘Levensgenieter: toen, nu en in de toekomst’. Zijn waardering is een ‘negen’ voor mijn ‘prima verslag’.
Mijn eigen verhaal gaat over mijn passie voor zingen, liefde voor taal en het verlangen meer te gaan schrijven; ik zeg dat ik schrijven zie als een ambacht.
‘Rob houdt van taal en ambachten’, vat de bouwkundig opzichter het samen.
‘Klopt dat een beetje, Rob?’, vraagt cursusleider Daan.
‘Ja, dat klopt aardig. Eén kleine correctie: ik beschouw schrijven vooral als een ambacht, maar ben verder niet zo ambachtelijk ingesteld.’
We zijn aardig voor elkaar.

De volgende ochtend strijken we voor het ontbijt neer in de zonnige serre. Die is niet voor ons. ‘Voor alle mensen van de cursus Pensioen in Zicht zijn plaatsen gereserveerd daar achter in de zaal’. Ach ja - denk ik - natuurlijk: die ouwetjes zet je gewoon bij elkaar, ze knoeien zo, vooral met croissantjes. Kunnen ze alvast wennen. Pensioneren is vooruitzien.

‘Neem zelf de regie’ was de mantra van de parmantige huisarts die ons allerlei verboden en gevaren kwam inprenten. Hij hoorde zichzelf graag lang vertellen. Over zijn cardiologische omleidingen, de zegeningen van de techniek waardoor hij nog leefde. En zag hij er niet nog goed uit? ‘Eenenzeventig, mensen!’ Fit genoeg voor een hoorcollege van drie uur.
Dat wij onze gezegende leeftijd hadden bereikt lag vooral aan …? ‘Juist, allereerst door de pest en de pokken eronder te krijgen.’ Maar er is nog volop levensgevaarlijks: cholesterol, hoge bloeddruk … Hij dendert door. ‘Pas op met veel drop. Suïcidaal!’. En geen zout! Theedrinkers waarschuwt hij voor een overdosis zoethout. Koffie mag gerust (hè hè, zucht, even lucht). Alcohol is rampzalig. Vooral dat coma zuipen tegenwoordig. Niet doen, ook niet bij een zwart gat.
Vitaminen? D is belangrijk. Daarvoor zorgt vooral de zon. Kijk maar naar al die buitenlandse vrouwen met die O-benen. Te weinig zon. Teveel kleren om die benen, te veel binnen gezeten. Is niet goed met een donkere huid. Hoezo racistisch, dat rachitisverhaal? Ik kijk rond en zie hoe autochtoon we er met zijn zestienen uitzien. Gezond door de zon. Hoe bruin kan een blanke zijn?

Een journalist van het Financieel Dagblad woont een dagdeel bij. Zijn artikel zal niet zozeer de financiële kant belichten, maar de mens achter de pensionado.* Het verbaast hem dat niemand het zwarte gat lijkt te vrezen, maar uitziet naar genieten in vrijheid. Hij zou het gat tijdig dichten met commissariaten.

De avond dat een notaris komt vertellen over erfrecht en hypotheken nemen we vrij, voor een lange zomeravond aan zee. Genieten. Zo schitterend zag ik de zon nog niet ondergaan. Turende over de zee verandert mijn tijdsbesef, of de tijd valt stil. Dit is de essentie van de cursus. Perspectief is niet zozeer een vast vooruitzicht, maar eerder stilte waarin alles kan gebeuren en in beweging is en verleden en heden samensmelten.
Over het strandpad komen de eerste mede-cursisten.Twee voor twee lopen ze naar zee. De zon is onder. We zien hun silhouetten. Grote Tjeerd en Emmy, Koos en Andries, de anderen. Bij de strandlijn slaan Johan en Ada resoluut rechtsaf, noordwaarts. Lonkt er een nieuw gezamenlijk perspectief? De anderen voegen zich samen, als silhouetten in dit schemeruur. Winnie en Barend gaan nu zuidwaarts.
Winnie duidelijk voorop (zij heeft ‘het beheer’) met Barend op enige achterstand. Is hij altijd zo volgzaam? Zal dat zo blijven? De anderen volgen.
Daar, aan de strandlijn, bewegen zich mensen met pensioen in zicht. In het late licht vallen ze samen met de bruisende grijze golven. Ze zijn gekomen en gaan weer, met de getijden.

Inmiddels terug in de sportschool. De lopende band valt me zwaar vandaag. ‘Let it be’, zingt Paul McCartney me bemoedigend toe. So be it.

Rob Vlasblom

*Frits Conijn. ‘Lekker genieten’ blijkt behoorlijk ingewikkeld. Financieel Dagblad, 9 juli 2011, p. 34-35.

dinsdag 21 september 2010

PLUSMAXUS

Goedemorgen Nivo en Xingvoetvolk,

Een nieuwe aanpak, een nieuw geluid. De prikkelende stemoefeningen van ons Diri beginnen hun vruchten af te werpen, en dan heb ik het nog niet eens over die vallende cactus (herfst bij de bovenburen, was halten Sie davon?). Met welk een frisse klank bezongen we de seizoenen van mens en natuur. Indrukwekkend vooral dat slotlied van Mahler & Witte, zo stemmig gearrangeerd door Jansen. En meerstemmig, volgens de muzikale doelstelling van ons koor. Het 't gehele jaar bestrijkende Gedicht van land en tuinbouw klonk verrassend eenstemmig, volgens het beginsel van 'samen soleren' van de smaakmakende reeks workshops onder die naam.


Xing, dat inmiddels alweer heel wat jaren als een volrijp koor aan de weg timmert, klonk verrassend jong en ik voelde me trots als een koorknaap hieraan te mogen bijdragen. De frisse toon is gezet voor een veelbelovend seizoen. Oh happy monday.

Hoe anders was het me te moede op de zondagmiddag, middenin het geweld van 50-plussers. Daartoe uitgenodigd door een bevriende galeriehouder en met het oog op een ondernemende en arbeidzame toekomst van de vrouw togen wij blijmoedig naar de Utrechtse Jaarbeurs, voor mogelijk nuttige contacten met de doelgroep van boven de vijftig, de kijkers naar Max en lezers van Plus, zij die de seizoenen hunner levens in beeld willen krijgen.


Nooit zoveel 50-plussers bij elkaar gezien. Dat begon al in Utrecht Centraal, waar aan de jaarbeurszijde een meute plussers ons tegemoet kwam. Zolang die opgaan in de gewone bevolking - zoals in de Middeleeuwen de hoogbejaarden - is dat allemaal nog wel te doen, dan mengt zich dat wel, maar al die 50-plussers bij elkaar, die hele massieve doelgroep met tasjes van zorginstellingen en stapels folders van creatieve cursussen. Aai. Oef.

Buiten, op weg naar de Plusmaxhal, zat langs de straatkant een stelletje Roma met de Franse slag wat muziek te maken. Er klonken Italiaanse evergreens (Volare, Marina, Berlusconi), en iets dat een beetje leek op De Amsterdamse Grachten. Dat past goed binnen de Europese Unie. Ook klonk er een geheel nieuwe versie van Hava Naguila. Dat lijkt me een grensgeval, maar omdat Israël ook meedoet aan het Eurovisie Songfestival en de Europese voetbalcompetitie kan het nog wel. Niets Roemeens of Bulgaars, want daar zit de Nederlandse 50-plusbeursganger niet op te wachten. Ook trouwens niet op die marginale zigeunermuzikanten, was mijn indruk.


Het klonk dan ook allemaal wel erg weinig geïntegreerd. Niet iets waar zigeunergitaristenvirtuoos Django Reinhardt zijn drie vingers bij af zou likken.

Het stemde me triest dit te zien en horen. Wat een contrast met dat tweetal verraste toehoorders bij een kwartet professionele Purcellzangers in een rustiek Frans kerkje, ver van het Utrechtse Romadrama in de marge van een kudde Plusmaxers.

Ziet iemand nog wel eens dat aandoenlijke zigeunerjongetje met die traan ergens aan de muur? Ik al heel lang niet meer. Een teken aan de wand.

'Ik kan er geen traan bij laten', hoorde ik onlangs een soort Nederlandse Sarkozy mompelen.

Spiel Tzigane! Aven. Die Roma en die Sinti, ik ben daar nog niet mee  klaar.

Binnenin de Plusmaxhal wurmen we ons langs de stands van stichtingen voor al die 50-plussers die ongelukkig lopen, zitten, liggen of staan, of die ongelukkig ademen of denken of in toenmende mate ongelukkig terugdenken. Jonge werkstudenten huppelen ons tegemoet en confronteren ons plussers met onze minpunten. In een hoek van Hal 10 bereiken we gelukkig de oase, de prachtige en smaakvolle stand van Galerie in de Kerkstraat. Wat een rust en wat een fraaie kunst. De tijd stond even stil.

Vanaf de vorstelijke Keizersgracht wens ik jullie op Prinsjesdag een goede week. Weest op je vierkante meter een vorst. Xinger, durf te leven, koninklijk of republikeins (als ik moest kiezen tussen koningin Beatrix en president Sarkozy ... et: si j'étais président de la République ...).

Hartelijks, aven de Roma,

Rob.

zondag 12 september 2010

Strotteren

Wat een avontuur weer. Onze Diri is weer bijgeschoold en wij zullen het weten. Bij Tante Jo Estill, die twintig jaar geleden aan de slag ging met afzonderlijke stemsegmenten. Met een medisch apparaatje was vertoond hoe een zingende operazanger zijn strottenhoofd gebruikte en over allerlei spiertjes bleek te beschikken en daardoor heel wat meer mans bleek dan vroeger van zangers werd gedacht.


Ik zag Maarten verbijsterd kijken. Had hij dat als huisarts eerder geweten, dan had hij al die patiënten niet doorverwezen naar de KNO-arts. Strottenspiertjes, ja, moet je ook maar weten.
Wij hebben meteen alles uitgeprobeerd en het bleek reuze eenvoudig. Voor we het wisten zaten we helemaal subgutturaal, goed diep dus, bij een soort strottenonderbuiksgevoelens. We deden de drie standen: 1. de gewone stem (gewoon mooi zingen, zoals Esther dat graag doet), 2. samenknijpen van de stembanden, het belasten van de stem om elders iets te ontlasten en 3. de brede bekstand, die een gevoel van stevigte geeft. Daarbij oefenden we meteen een beetje twang.
Twang? Ja, twang. Dat is een heel krachtig gebruik van de stem. Oorspronkelijk als strijdkreet gebruikt door Noord-Amerikaanse Platvoetindianen, overgenomen door countryzangers in Nashville Tennessee en brullende rocker Bruce - Born in the USA as well - Springsteen en Tante Jo - ook born in the USA - Estill.
Net zoiets als belten. Belten? Ja, belten. Niet alleen die rauwe Amerikanen zijn meesters in stemverheffing, ook bij de Bundeswehr waren schreeuwtechnieken zeer in trek. Daar leerden ze blaffen of belten als Duitse herders. Zoals Duitse herders kunnen belten zou ik het ook wel willen kunnen.

Deze etnomusicologische verkenningen monden uit bij onze diri en de Xingers met overrijpe stembanden. Met twang en belten probeert zij onze ouder wordende stem weer kracht bij te zetten. Daar komt het uiteindelijk allemaal op neer.

Het gaf me voor de zomerstop al te denken dat mijn zangleraar, als oorpronkelijk logopedist enigszins ingewijd in deze materie, mij af en toe eens flink liet twangen. Nogal slapjes en krachteloos zong ik hem een Bulgaars lied voor, van mijn Medeklinkersrepertoire. Zo in mijn eentje in zijn kleine werkkamer was ik nog wel te horen, misschien klonk het nog wel mooi ook, je weet het niet, maar hij vond dat ik wel wat blerkracht achter de hand mocht hebben. 'Doe maar alsof je een Bulgaarse bas bent die nog hoorbaar moet zijn bij het beltgeweld van een bos Bulgaarse zangeressen'. Je kent ze wel, die schril gekeelden. Behalve het opzetten van een grote bek moest ik ook alle kracht van mijn neusschotten in de strijd werpen. En ja zeg, wat een geweld uit mijn KNO-regio, wat een spierballenvertoon aldaar. Oorverdovend. Mooi was anders, maar het is goed te weten dat ik ook brulspieren heb om op terug te kunnen vallen.

Als vrouwen gaan belten moet een man - zeker als hij oude slappe stembanden heeft - op zijn tijd daar een stevige twang tegenover zetten, zeker in de laagte. Luister maar eens hoe Bulgaarse bassen dat aanpakken, Xingbroeders.
Zo blijft er door de bijscholingen van diri altijd hoop. Xingen met de voice of Estill. Joepie! Hernieuwde Xingpower.

Ook leuk en leerzaam zijn altijd de te zingen verzoeknummers. Menigeen weet het verlangde lied nog wel een beetje te reproduceren, bij anderen is het meer de maxi playback show. Judith blijkt maar liefst minstens honderd duizend liederen niet te kennen. Na Purcell houdt het voor haar wel zo'n beetje op.

Cent mille chansons ... wie kent er nog de woorden van dat prachtige lied? Van ons Xingers praktisch niemand meer. Spontaan ging ik over in de Little Night Music van Stephen Sondheim ('Send in the clowns'), dat daar verdacht veel op lijkt. Elke kent het van Barbara Streisand, ik van Petra en Frank - the Voice (zonder Estill) - Sinatra.
Wat een prachtig lied, er komt geen twang of belten aan te pas. Gewoon de glimlach van een zomernacht.